U bent hier: Home - Risico's - Houtstof

Printvriendelijke versie

 
 
 

Houtstof


Bij het bewerken van hout en plaatmateriaal komt houtstof vrij. Veel houtsoorten bevatten stoffen die irriterend zijn voor huid, ogen en slijmvliezen. Ook kunnen veel houtsoorten allergieën veroorzaken. Huiduitslag, eczeem of astma kunnen het gevolg zijn. Bij een aantal houtsoorten kunnen splinters voor flinke ontstekingen zorgen. In een enkel geval zorgt inademing voor braakneigingen of maagkramp. In zeldzame gevallen kan houtstof, van met name hardhout, long- en neuskanker veroorzaken. Houtstof wordt daarom als kankerverwekkend beschouwd. Er is een grenswaarde vastgesteld van 2 mg/m3 gemiddeld bij een blootstelling van 8 uur. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen hardhout of zachthout, aangezien er vaak blootstelling aan beide soorten is. In deze tabellen is per houtsoort te zien welk blootstellingeffect mogelijk is.

De meeste blootstelling aan houtstof vindt plaats bij bewerkingen met handmachines zoals de handschuurmachine, handmatig frezen en de handcirkelzaag. Een aantal machinale bewerkingen kunnen bij onvoldoende afzuiging, meestal in combinatie met onjuist geplaatste afzuigkappen en vangbakken, ook voor een verhoogde blootstelling zorgen.

Wanneer niet regelmatig wordt schoongemaakt kan de concentratie houtstof in de ruimte ook te hoog worden. Zodra voetstappen in het stof zichtbaar zijn, is de concentratie zeker te hoog.

Bij de CAO is afgesproken dat 'de werkgever bij de aanschaf van nieuwe machines zal streven naar een zo laag mogelijke uitstoot van houtstof, in ieder geval minder dan 1 mg/m3, mits technisch en bedrijfseconomisch haalbaar'.


Welk beroepen hebben te maken met houtstof?
Machinaal houtbewerker
Machinaal houtbewerker CNC
Medewerker afmontage extern
Medewerker afmontage intern
Medewerker Technische Dienst-Onderhoudsmonteur
Meubelmaker


Wat zegt de wet- en regelgeving?
Voor houtstof gelden een aantal speciale regels. Voor houtstof geldt op de arbeidsplek een grenswaarde in de lucht van 2 mg/m3 als gemiddelde bij 8 uur blootstelling. Binnen de houtbranches heeft men afgesproken dat waar mogelijk en haalbaar een grens wordt aangehouden van 1 mg/m3 in de lucht. Bij aanschaf van nieuwe houtbewerkingsmachines wordt ervan uitgegaan (CAO-bepaling) dat bij bewerkingen nooit meer stof vrijkomt dan 1 mg/m3 (emissiewaarde). Bij recirculatie van ventilatielucht mag de lucht na filtering nooit meer houtstof bevatten dan 10% van de grenswaarde (Arbobesluit art. 4.5 Ventilatie). Voor de concentratie houtstof in retourlucht is dit dus 0,2 mg/m3.

Download hier de brochure 'Less dust'.

Kankerverwekkende stoffen

Wettelijke verplichtingen

Arbobesluit: Hoofdstuk 4 afdeling 2
Om de risico's van het werken met kankerverwekkende of mutagene stoffen en kankerverwekkende processen te kunnen inschatten, te vermijden en in elk geval tot een minimum terug te brengen, zijn in het Arbobesluit regels voor het werken met deze stoffen opgenomen. De werkgever is verplicht om alle mogelijke risico’s door arbeid voor werknemers te inventariseren en te beoordelen.

Naast enige algemene voorschriften voor het werken met gevaarlijke stoffen, bevat dit hoofdstuk voorschriften over het werk met kankerverwekkende of mutagene stoffen in het algemeen en met bepaalde kankerverwekkende stoffen, zoals asbest in het bijzonder.

Arbobesluit: Artikel 4.10A Onderzoek
  • Werknemers hebben recht op een arbeidsgezondheidskundig onderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden waarbij zij blootgesteld worden aan gevaarlijke stoffen en bij klachten bij een collega die op soortgelijke wijze aan gevaarlijke stoffen is blootgesteld. Op verzoek van werkgever of betrokken werknemer wordt dit onderzoek herhaald.

Arbobesluit: Artikel 4.11 Definities
  • In dit artikel wordt uitgelegd wat wordt verstaan onder kankerverwekkende stof, kankerverwekkend proces e.d.

Arbobesluit: Artikel 4.12 Schakelbepaling
  • Bij werkzaamheden waarbij werknemers blootgesteld (kunnen) worden aan kankerverwekkende of mutagene stoffen, gelden, naast de regelgeving met betrekking tot gevaarlijke stoffen (Arbobesluit, hoofdstuk 4, afdeling 1) , ook deze aanvullende voorschriften kankerverwekkende of mutagene stoffen en processen (Arbobesluit, hoofdstuk 4, afdeling 2).

Arbobesluit: Artikel 4.13 Nadere voorschriften risico-inventarisatie en –evaluatie
  • In de RI&E moet in elk geval worden vastgelegd:
    • met welke kankerverwekkende en mutagene stoffen of processen wordt gewerkt;
    • wat de gevaren van de desbetreffende stof zijn;
    • waarom het gebruik van deze stoffen en processen noodzakelijk is en waarom vervanging technisch niet mogelijk is;
    • op welke afdelingen de stoffen en processen worden gebruikt;
    • in welke hoeveelheden stoffen worden gebruikt of hoe vaak een proces wordt toegepast;
    • hoeveel werknemers ermee in aanraking kunnen komen;
    • welke werkzaamheden met de stoffen worden verricht;
    • hoe de blootstelling kan plaatsvinden;
    • welke beschermende maatregelen zijn getroffen.

Arbobesluit: Artikel 4.15 Lijst van werknemers
  • De werkgever houdt een lijst bij van werknemers die worden of kunnen worden blootgesteld aan kankerverwekkende of mutagene stoffen. De werknemers mogen deze lijst inzien.

Arbobesluit: Artikel 4.16 Grenswaarden
  • De overheid heeft in bijlage XIII van de Arbeidsomstandighedenregeling publieke grenswaarden vastgesteld voor een beperkt aantal chemische stoffen vast. Bijlage XIII A bevat grenswaarden voor ongeveer 120 stoffen (die geen kankerverwekkende stof zijn), bijlage XIII B bevat grenswaarden voor ongeveer 50 kankerverwekkende stoffen. De term MAC-waarden is vervallen. Als er voor een gevaarlijke stof geen grenswaarde is vastgesteld, stelt de werkgever een grenswaarde vast op zodanig niveau dat er geen schade kan ontstaan aan de gezondheid van de werknemer.

Arbobesluit: Artikel 4.17 Voorkomen van blootstelling
  • De vervangingsplicht geldt in alle gevallen waarin met kankerverwekkende of mutagene stoffen en kankerverwekkende processen gewerkt moet worden en staat los van de resultaten van de RI&E. De vervangingsplicht geldt wanneer vervanging technisch uitvoerbaar is, ook al ook al gaan hier meer kosten mee gepaard.

Arbobesluit: Artikel 4.18 Voorkomen of beperken van blootstelling
  • Als vervanging niet mogelijk is, wordt blootstelling, voor zover dit technisch mogelijk is, bij de bron voorkomen of teruggebracht tot een zo laag mogelijk niveau onder de grenswaarde;
  • Als bronmaatregelen niet mogelijk zijn, moet de kankerverwekkende of mutagene stoffen afgevoerd worden waarbij gelijktijdig voldoende toevoer van niet-verontreinigde lucht plaatsvindt;
  • Als blootstelling niet via de lucht plaatsvindt of ventilatie technisch niet mogelijk is, moeten maatregelen getroffen worden gericht op afscherming van de mens van de bron;
  • Als bovenstaande maatregelen niet mogelijk zijn, moet de werkgever persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking stellen.

Arbobesluit: Artikel 4.19 Beperken van blootstelling
  • In aanvulling op het bovenstaande moet de werkgever ervoor zorgen dat de werknemers voldoende op de hoogte zijn van de risico’s. Verder moet hij gevarenzones markeren en voorkomen dat onbevoegden deze zones betreden. Ook moeten er doeltreffende middelen worden gebruikt voor het veilig opslaan, gebruiken en vervoeren van kankerverwekkende stoffen.

Arbobesluit: Artikel 4.20 Hygiënische beschermingsmaatregelen
  • Bij werkzaamheden met kankerverwekkende stoffen en processen moet de werkgever een zone inrichten waar werknemers zonder gevaar voor blootstelling kunnen eten en drinken. De werknemers krijgen doeltreffende werkkleding ter beschikking gesteld, die op een aparte plaats opgeborgen kan worden. Ook zijn er doelmatige wasgelegenheden en doucheruimten beschikbaar. De werknemers gebruiken, bewaren en reinigen de persoonlijke beschermingsmiddelen volgens instructie.

Arbobesluit: Artikel 4.23 Uitvoering en inhoud van onderzoek
  • Het onderzoek vindt plaats volgens de aanbevelingen van bijlage II van de carcinogenenrichtlijn. De Arbodienst heeft recht op inzage in de lijst blootgestelde werknemers.

Schadelijke stoffen

Wettelijke verplichtingen

Arbobesluit:
In de volgende hoofdstukken van het Arbobesluit staat regelgeving over schadelijke stoffen:
  • Hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen. Het grootste gedeelte uit dit hoofdstuk is van toepassing op de bouwnijverheid.
  • Hoofdstuk 8 Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering.

  • In het Arbobesluit zijn voorschriften opgenomen voor de risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E) van gevaarlijke stoffen:

Arbobesluit: Artikel 4.1. Definities (Gevaarlijke stoffen)
  • Gevaarlijke stoffen zijn stoffen, mengsels of oplossingen van stoffen waaraan werknemers blootgesteld (kunnen) worden die vanwege de eigenschappen van of de omstandigheden waaronder die stoffen, mengsels of oplossingen voorkomen gevaar voor de veiligheid of gezondheid kunnen opleveren;
  • De grenswaarde is het uiterste blootstellingniveau aan een gevaarlijke stof in de individuele ademhalingszone van een werknemer gedurende een gespecificeerde referentieperiode;
  • Een ongewilde gebeurtenis is een plotselinge situatie, ongeval, voorval of noodsituatie die gevaar oplevert voor veiligheid en gezondheid van de werknemer of zijn omgeving, en die gelet op de toegepaste stoffen, procedés en maatregelen niet is voorzien.

Arbobesluit: Artikel 4.1B Zorgplicht van de werkgever
  • De werkgever zorgt voor een doeltreffende bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemer. Dit staat los van de risico-inventarisatie- en evaluatie bedoeld in artikel 5 van de arbowet. Daaraan wordt voldaan door allereerst algemeen preventieve maatregelen te treffen die de risico’s ten gevolge van het werk met gevaarlijke stoffen beperken. In aanvulling daarop treft de werkgever maatregelen voor de nog resterende risico’s op grond van de risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Onderdeel daarvan is een beoordeling van de aard, de mate en de duur van de blootstelling. Bij de beoordeling hoort het betrekken van onder andere veiligheidsinformatiebladen en grenswaarden. De blootstelling moet vergeleken worden met de grenswaarde die op een gezondheidskundig veilig niveau is vastgesteld. Indien de blootstelling hoger is dan de grenswaarde moet er een plan van aanpak zijn om de blootstelling met behulp van de maatregelen volgens de arbeidshygiënische strategie (artikel 4.4) te verminderen. De werkgever kan ook een «goede praktijk» toepassen. De onderbouwing van een dergelijke goede praktijk moet het betreffende risico aantoonbaar ondervangen.

Arbobesluit: Artikel 4.1C Beperking van blootstelling
  • Algemene preventieve maatregelen; In dit artikel zijn algemene preventieve maatregelen omschreven die de werkgever in alle gevallen in acht dient te nemen indien arbeid wordt verricht waarbij werknemers kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen. Deze maatregelen zijn dus niet afhankelijk van de resultaten van de risicobeoordeling op grond van artikel 4.2. In dit artikel wordt onder andere ingegaan op etikettering, ordelijkheid en zindelijkheid, eten en drinken in ruimten waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn.

Arbobesluit: Artikel 4.2 Nadere voorschriften risico-inventarisatie en –evaluatie, beoordelen
  • Als werknemers blootgesteld (kunnen) worden aan gevaarlijke stoffen, moet de werkgever inventariseren:
    • aan welke stoffen werknemers worden blootgesteld;
    • wat de gevaren zijn van deze stoffen;
    • wanneer en hoe de blootstelling kan plaatsvinden;
    • hoe groot de blootstelling is.
  • Voor het vaststellen van blootstellingniveaus wordt gebruik gemaakt van geschikte meet¬methodes of kwantitatieve evaluatiemethodes. Hierbij wordt rekening gehouden met:
    • de veiligheidsinformatiebladen van de leverancier;
    • de omstandigheden tijdens werkzaamheden waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (bijvoorbeeld zware lichamelijke inspanning);
    • de redelijkerwijs voorziene gebeurtenissen die kunnen leiden tot toename van de blootstelling (bijvoorbeeld periodiek onderhoud).
  • De inventarisatie wordt regelmatig herzien, in ieder geval bij aanvang van nieuwe werkzaamheden met gevaarlijke stoffen en bij gewijzigde omstandigheden, of als de resultaten van arbeidsgezondheidskundige onderzoeken hier aanleiding toe geven.

Arbobesluit: Artikel 4.2A Nadere voorschriften risico-inventarisatie en –evaluatie, aanvullende registratie
  • Als werknemers blootgesteld kunnen worden aan voor de voortplanting vergiftige stoffen, dan worden met betrekking tot deze stoffen de volgende gegevens in de RI&E vermeld:
    • hoeveelheid die per jaar gebruikt wordt of in opslag aanwezig is;
    • aantal werknemers op de werkplek waar de stof voorkomt;
    • vorm van arbeid die met de stof verricht wordt.

Arbobesluit: Artikel 4.3 Grenswaarden
  • De overheid heeft in bijlage XIII van de Arbeidsomstandighedenregeling publieke grenswaarden vastgesteld voor een beperkt aantal chemische stoffen vast. Bijlage XIII A bevat grenswaarden voor ongeveer 120 stoffen (die geen kankerverwekkende stof zijn), bijlage XIII B bevat grenswaarden voor ongeveer 50 kankerverwekkende stoffen. De term MAC-waarden is vervallen. Als er voor een gevaarlijke stof geen grenswaarde vastgesteld,dan stelt de werkgever een grenswaarde vast op zodanig niveau dat er geen schade kan ontstaan aan de gezondheid van de werknemer.

Arbobesluit: Artikel 4.4 Arbeidshygiënische strategie
  • Om werknemers zo min mogelijk bloot te stellen aan schadelijke stoffen, zijn werkgevers wettelijk verplicht (Arbowet, art. 3, lid 1) maatregelen te treffen. Hierbij moeten zij de volgende volgorde aanhouden:
    • Bronaanpak: pas alternatieve materialen of technieken toe.
    • Afzuiging / ventilatie: werk met bronafzuiging, bronomsluiting en goede ruimteventilatie.
    • Vermijden blootstelling: voer het meest risicovolle werk het eerst uit, of hou het gescheiden van andere werkzaamheden.
    • Als bovenstaande maatregelen onvoldoende resultaat opleveren, moeten persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking worden gesteld aan werknemers.

Arbobesluit: Artikel 4.5 Ventilatie
  • In geval verontreinigde lucht wordt afgevoerd, moet er gelijktijdig voldoende toevoer zijn van niet-verontreinigde lucht. De verontreinigde lucht mag niet opnieuw ter circulatie worden gebracht.

Arbobesluit: Artikel 4.6 Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen
  • De werkgever treft maatregelen om ongewilde gebeurtenissen met gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk te voorkomen. Met name worden maatregelen getroffen om:
    • de aanwezigheid van gevaarlijke concentraties van ontvlambare stoffen of gevaarlijke hoeveelheden chemisch onstabiele stoffen op de werkplek te voorkomen of, wanneer dit niet mogelijk is;
    • ervoor te zorgen dat er geen ontbrandingsbronnen aanwezig zijn die brand en explosies kunnen veroorzaken, en;
    • de schadelijke gevolgen als gevolg van brand en explosies te verminderen.
  • De maatregelen zijn afgestemd op de activiteiten, waaronder ook opslag, behandeling en scheiding van onverenigbare schadelijke stoffen.

Arbobesluit: Artikel 4.7 Maatregelen bij ongewilde gebeurtenissen
  • Op grond van dit artikel dienen er maatregelen te worden getroffen om de gevolgen van een onverhoopt plaatsgevonden incident te beperken. Het gaat hierbij om situaties waarmee bij de beoordeling geen rekening kon worden gehouden en waaromtrent niet bij voorbaat maatregelen konden worden getroffen als bedoeld in artikel 4.1c (algemene preventieve maatregelen) of artikel 4.6 (voorkomen van ongewilde gebeurtenissen).

Arbobesluit: Artikel 4.10A Onderzoek
  • Werknemers hebben recht op een arbeidsgezondheidskundig onderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden waarbij zij blootgesteld worden aan gevaarlijke stoffen en bij klachten bij een collega die op soortgelijke wijze aan gevaarlijke stoffen is blootgesteld. Op verzoek van werkgever of betrokken werknemer wordt dit onderzoek herhaald.

Arbobesluit: Artikel 4.62B Voorkomen van blootstelling
  • Het gevaar van blootstelling van werknemers aan vluchtige organische stoffen (oplosmiddelen) wordt zoveel mogelijk voorkomen door deze stoffen te vervangen door onschadelijke of minder schadelijke stoffen of door oplosmiddelhoudende producten te vervangen door bij ministeriële regeling ten aanzien van die werkzaamheden aangewezen producten.

Explosiegevaar (ATEX)

Houtstof kan explosiegevaar met zich meebrengen. Om explosies te voorkomen is er aparte wetgeving ontwikkeld. Deze heeft slechts ten dele betrekking op houtstof.

Explosieve atmosferen

Artikel 3.5b. Samenwerking en coördinatie
  • Voor de toepassing van artikel 19, tweede lid, van de wet worden aangewezen de werkzaamheden verricht op arbeidsplaatsen waar explosieve atmosferen heersen of kunnen optreden.
  • In aanvulling op artikel 19, tweede lid, van de wet coördineert de werkgever die verantwoordelijk is voor de arbeidsplaats, bedoeld in het eerste lid, de uitvoering van alle maatregelen inzake veiligheid en gezondheid.

Artikel 3.5c. Nadere voorschriften risico-inventarisatie en -evaluatie: explosieveiligheidsdocument
  • De gevaren in verband met explosieve atmosferen en de bijzondere risico's die daaruit kunnen voortvloeien, worden in het kader van de risico-inventarisatie en -evaluatie, bedoeld in artikel 5 van de wet, voor de aanvang van de arbeid en bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats, de arbeidsmiddelen of het arbeidsproces, in hun geheel beoordeeld en schriftelijk vastgelegd in een explosieveiligheidsdocument.
  • Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval rekening gehouden met:
    • de waarschijnlijkheid van het voorkomen en het voortduren van explosieve atmosferen;
    • de waarschijnlijkheid dat ontstekingsbronnen, elektrostatische ontladingen daaronder begrepen, aanwezig zijn, actief worden en daadwerkelijk ontsteken;
    • de aanwezige installaties, de gebruikte stoffen, de processen en hun mogelijke wisselwerkingen;
    • de omvang van de te verwachten gevolgen.
  • Bij de beoordeling, bedoeld in het eerste lid, worden tevens ruimten in aanmerking genomen die via openingen verbonden zijn of kunnen worden verbonden met ruimten waar explosieve atmosferen kunnen voorkomen.
  • In het explosieveiligheidsdocument zijn ten minste vermeld:
    • een identificatie en beoordeling van de explosierisico's;
    • de wijze waarop de arbeidsplaatsen en de arbeidsmiddelen, met inbegrip van de alarminstallaties, met de vereiste aandacht voor de veiligheid zijn ontworpen, worden gebruikt of bediend en onderhouden;
    • welke gebieden zijn ingedeeld in zones als bedoeld in artikel 3.5d, vijfde lid;
    • de wijze waarop uitvoering is gegeven aan de maatregelen, bedoeld in de artikelen 3.5d, 3.5e en 3.5f;
    • indien op arbeidsplaatsen als bedoeld in artikel 3.5b, eerste lid, meerdere werkgevers arbeid doen verrichten, de wijze waarop voldaan is aan artikel 19, tweede lid, van de wet en het doel, de maatregelen en de wijze van uitvoering van de coördinatie, bedoeld in artikel 3.5b, tweede lid.

Artikel 3.5d Algemene preventieve maatregelen
  • Doeltreffende maatregelen zijn genomen om het ontstaan van een explosieve atmosfeer op de arbeidsplaats te voorkomen.
  • Indien het voorkomen van het ontstaan van een explosieve atmosfeer, gezien de aard van het werk niet mogelijk is, worden in de hieronder aangegeven volgorde de volgende maatregelen genomen:
    • de ontstekening van explosieve atmosferen wordt voorkomen, waarbij rekening wordt gehouden met elektrostatitsche ontladingen die van werknemers of de arbeidsplaats als ladingsdrager of ladingsproducent kunnen uitgaan;
    • de schadelijke gevolgen van een explosie worden beperkt.
  • In aanvulling op de maatregelen, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt de mogelijkheid tot uitbreiding van een explosie beperkt.
  • Indien werknemers of anderen door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen, wordt, in aanvulling op het eerste tot en met het derde lid, de arbeidsplaats zodanig ingericht dat veilig kan worden gewerkt en wordt er op de arbeid passend toezicht, met inbegrp van het gebruik van passende technische middelen, uitgeoefend. De inhoud en de mate van het toezicht is afhankelijk van de uit de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, gebleken gevaren.
  • Indien uit de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5.c, eerste lid, is gebleken dat er explosieve atmosferen kunnen voorkomen, worden gebieden waar deze atmosferen kunnen heersen ingedeeld in gevarenzones als bedoeld in bijlage I bij richtlijn nr. 1999/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 16 december 1999 (PbEG 2000, L 23) betreffende minimumvoorschriften voor de verbetering van de gezondheidsbescherming en van de veiligheid van werknemers die door explosieve atmosferen gevaar kunnen lopen (vijftiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, eerste lid, van richtlijn nr. 89/391/EEG).
  • Gevarenzones worden gemarkeerd door middel van waarschuwingsborden die voldoen aan de bepalingen, vastgesteld bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8.

Artikel 3.5e Maatregelen in gevarenzones
In de gevarenzones, bedoeld in artikel 3.5d, vijfde lid, en met betrekking tot de installaties in gebieden zonder explosiegevaar die vereist zijn voor of bijdragen tot het explosieveilig gebruik van installaties die zich op plaatsen bevinden waar explosiegevaar heerst, worden in ieder geval de volgende maatregelen genomen:
  • vrijkomende gassen, dampen, nevels of brandbaar stof die explosiegevaar kunnen doen ontstaan, worden op passende wijze afgevoerd en onschadelijk gemaakt;
  • indien een explosieve atmosfeer meerdere soorten ontvlambare of brandbare gassen, dampen, nevels of stoffen bevat, wordt bij de veiligheidsmaatregelen uitgegaan van het grootst mogelijke risico op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid;
  • installaties, apparaten, beveiligingssystemen en het installatiemateriaal, worden, met inachtneming van onderdeel e, slechts in gebruik genomen indien uit het explosieveiligheidsdocument op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, is gebleken dat aan het gebruik ervan geen explosiegevaar is verbonden;
  • onderdeel c is van overeenkomstige toepassing op arbeidsmiddelen en de verbindingsstukken ervan die geen apparaten en beveiligingssystemen zijn als bedoeld in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel, indien hun opneming in de installaties aanleiding kan geven tot ontstekingsgevaar;
  • voor zover het explosieveiligheidsdocument op basis van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, geen andere eisen stelt, worden in de gevarenzones apparaten en beveiligingssystemen gebruikt overeenkomstig de categorieën als bedoeld in het Warenwetbesluit explosieveilig materieel en toegepast volgens de navolgende principes:
    • 1e gevarenzone 0 of 20: categorie 1-apparatuur;
    • 2e gevarenzone 1 of 21: categorie 1- of categorie 2-apparatuur;
    • 3e gevarenzone 2 of 22: categorie 1-, categorie 2- of categorie 3-apparatuur.
  • de nodige maatregelen worden getroffen ter voorkoming van verwisseling van installatiemateriaal;
  • in gebieden waar een explosieve atmosfeer kan ontstaan wordt aan werknemers werkkleding ter beschikking gesteld die voldoet aan afdeling 1 van hoofdstuk 8 en die door de werknemers bij de arbeid steeds wordt gedragen;
  • indien een toestand ontstaat waarin een explosie zich kan gaan voordoen, worden werknemers waar nodig optisch of akoestisch gewaarschuwd en teruggetrokken;
  • voor de eerste inbedrijfstelling van een arbeidsplaats en bij iedere belangrijke wijziging, uitbreiding of verbouwing van de arbeidsplaats, arbeidsmiddelen of het arbeidsproces waarbij explosieve atmosferen kunnen voorkomen, wordt de explosieveiligheid van de gehele installatie gecontroleerd door een ter zake deskundig persoon.

Artikel 3.5f Bijzondere maatregelen
Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 3.5c, eerste lid, hiertoe de noodzaak is gebleken, worden in aanvulling op artikel 3.5e de volgende maatregelen genomen:
  • schriftelijke instructies worden verstrekt met betrekking tot de uitvoering van de arbeid;
  • voor de aanvang van arbeid dat gevaar kan opleveren, wordt toestemming verleend door een daartoe bevoegde persoon om deze arbeid te verrichten;
  • apparaten en beveiligingssystemen worden, wanneer stroomuitval extra gevaren teweeg kan brengen, onafhankelijk van de rest van de installatie, bij stroomuitval in een veilige bedrijfstoestand gehandhaafd;
  • automatisch gestuurde apparaten en beveiligingssystemen die van de voorziene bedrijfsomstandigheden afwijken, worden zonder gevaar manueel uitgeschakeld. Deze ingrepen worden door bevoegde werknemers uitgevoerd;
  • indien de noodstopinrichtingen in werking worden gesteld, wordt de opgeslagen energie zo snel en zo veilig mogelijk afgevoerd of geïsoleerd, zodat zij niet langer een bron van gevaar vormt;
  • vluchtmiddelen worden beschikbaar en gebruiksklaar gehouden zodat werknemers de gevaarlijke gebieden snel en veilig kunnen verlaten.

Artikel 4.6 Voorkomen van ongewilde gebeurtenissen
  • In alle gevallen waarin werknemers worden of kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen zijn zodanige maatregelen getroffen dat het gevaar, dat zich met betrekking tot die stoffen of met betrekking tot de arbeid met die stoffen een ongewilde gebeurtenis voordoet, zoveel mogelijk is vermeden. Met name worden maatregelen getroffen om:
    • de aanwezigheid van gevaarlijke concentraties van ontvlambare stoffen of gevaarlijke hoeveelheden chemisch onstabiele stoffen op de werkplek te voorkomen of, wanneer dat gezien de aard van de werkzaamheden niet mogelijk is;
    • ervoor te zorgen dat er geen ontbrandingsbronnen aanwezig zijn die brand en explosies kunnen veroorzaken, of om ongunstige omstandigheden te vermijden die ertoe kunnen leiden dat chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen ongelukken met ernstige fysieke gevolgen veroorzaken, en;
    • de schadelijke gevolgen voor de gezondheid en de veiligheid van de werknemers als gevolg van brand en explosies ten gevolge van het ontbranden van ontvlambare stoffen, of ernstige fysieke gevolgen ten gevolge van ongelukken veroorzaakt door chemisch onstabiele stoffen of mengsels van stoffen te verminderen.
  • De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn afgestemd op de aard van de activiteiten, waaronder begrepen opslag, behandeling en scheiding van onverenigbare gevaarlijke stoffen, en deze maatregelen beschermen de werknemers tegen de gevaren van fysisch-chemische eigenschappen van gevaarlijke stoffen.
  • De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, zijn, voor zover van toepassing, in overeenstemming met het Warenwetbesluit explosieveilig materieel.

Artikel 4.7. Maatregelen bij ongewilde gebeurtenissen
  • Voor zover uit de resultaten van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, blijkt dat er gevaar voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemers bestaat, zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet doeltreffende procedures opgesteld die in werking treden indien zich een ongewilde gebeurtenis voordoet.
  • Op grond van de procedures, bedoeld in het eerste lid, zijn zodanige technische of organisatorische maatregelen genomen, dat wanneer zich een ongewilde gebeurtenis voordoet de gevolgen hiervan zoveel mogelijk worden beperkt.
  • Ter naleving van het tweede lid worden in ieder geval de volgende maatregelen genomen:
    • er worden onmiddellijk doeltreffende maatregelen genomen om de gevolgen van een ongewilde gebeurtenis zoveel mogelijk te beperken en er wordt zo spoedig mogelijk zorg gedragen voor het herstel van de veilige toestand;
    • de werknemers worden onverwijld ingelicht over de ongewilde gebeurtenis en er wordt zorg voor gedragen dat zij zich verwijderen uit de getroffen zone;
    • uitsluitend de werknemers of andere personen, belast met het uitvoeren van de noodzakelijke herstelwerkzaamheden, betreden, met gebruik van doeltreffende middelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, de getroffen zone;
    • de werknemers en andere personen, bedoeld in onderdeel c, zijn niet langer dan strikt noodzakelijk voor het herstel van de veilige toestand in de getroffen zone aanwezig;
    • er zijn in aanvulling op artikel 15 van de wet doeltreffende waarschuwings- en andere communicatiesystemen beschikbaar ten behoeve van de signalering van een toegenomen risico voor de veiligheid en gezondheid en die voldoen aan het bepaalde bij of krachtens afdeling 2 van hoofdstuk 8;
    • er wordt wordt voorkomen dat anderen dan de werknemers en andere personen, bedoeld in onderdeel c, de  getroffen zone betreden.
  • De werkgever zorgt ervoor dat de bedrijfshulpverleners, bedoeld in artikel 15 van de wet, en de externe hulpverleningsorganisaties desgewenst kennis kunnen nemen van de maatregelen, bedoeld in het derde lid.
  • De informatie over de maatregelen, bedoeld in het vierde lid, omvat in ieder geval een beschrijving van:
    • de gevaren op grond van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2;
    • de redelijkerwijs voorzienbare specifieke gevaren op grond van de beoordeling, bedoeld in artikel 4.2, die kunnen ontstaan bij een ongewilde gebeurtenis, een beschrijving van;
    • de maatregelen die zijn getroffen ter naleving van artikel 4.6, eerste en tweede lid;
    • de procedures, bedoeld in het eerste lid.

Tenslotte kan een teveel aan houtstof in de lucht zorgen voor explosiegevaar. Voldaan moet worden aan de ATEX-richtlijn. Zie hiervoor de pagina wet- en regelgeving voor meer informatie over ATEX.

CAO:
De werkgever zal bij de aanschaf van nieuwe machines streven naar een zo laag mogelijke uitstoot van houtstof, in ieder geval minder dan 1 mg/m3, mits technisch en bedrijfseconomisch haalbaar.

 

 

 
 
 

< terug naar vorige pagina